Op zoek naar de oorsprong van de familie Boissevain

Deze keer reizen we niet naar de Provence, maar gaan we op zoek naar de oorsprong van onze familie. We vertrekken richting het zonnige zuiden. Via een landelijke route met talloze rotondes rijden we naar de Dordogne, de streek waar onze familie Boissevain haar oorsprong vindt. Onderweg lunchen we in een dorpscafé in Verteillac. Het driegangendiner is uitstekend en vriendelijk geprijsd, al blijkt bij het pinnen tot onze verrassing het dubbele bedrag te zijn afgeschreven. In Bergerac aangekomen vinden we in ons hotel een plek in de garage voor de auto. De ramen en deuren moeten ’s avonds gesloten blijven: na tien uur wordt de stad met gif besproeid om de tijgermug te bestrijden.

Bergerac

Het oude centrum van Bergerac blijkt een juweel: prachtig gerestaureerd, schoon en levendig. We laten ons verleiden tot een wijnproeverij van Merlot en Cabernet Sauvignon. De eerste wijn smaakt zuur, de volgende is rijk aan tannine. We wandelen langs de rivier, de Office du Tourisme, de protestantse kerk, de Église Saint-Jacques en het standbeeld van Cyrano de Bergerac. Hoewel een specifieke Hugenotenroute ontbreekt, verwijzen talrijke plaquettes en straatnamen naar de periode van protestantse vervolging. We besluiten vroeg terug te keren naar het hotel, zodat er voor de volgende dag nog iets te ontdekken overblijft. Onderweg reserveren we een restaurant en genieten ’s avonds van de plaatselijke specialiteit: confit de canard.

De volgende ochtend verdiepen we ons in de geschiedenis van Bergerac. In 1681 bestond hier nog zestig procent van de bevolking uit Hugenoten. De welvarende protestantse gemeenschap kon zich een fraaie tempel en drie predikanten veroorloven. Maar vanaf 1682 stuurde de Franse kroon soldaten om de protestanten met geweld tot bekering te dwingen: de beruchte dragonnades. De grote tempel werd datzelfde jaar verwoest, samenkomsten moesten clandestien plaatsvinden en met het Edict van Fontainebleau in 1685 werd het protestantisme volledig verboden. Predikanten werden verjaagd, kinderen verplicht katholiek gedoopt en honderden Hugenoten vluchtten naar Nederland, Engeland, Duitsland en Zwitserland. Onder hen onze stamvader Lucas Bouyssavy, die als 25-jarige naar Bordeaux vluchtte en rond 1691 in Amsterdam aankwam, waar hij in 1705 stierf.

Wij keren terug naar zijn oorsprong, maar vinden in Bergerac zelf geen tastbare sporen van de familie. De molen Bellegarde, ooit gepacht door Lucas’ neef Isaac, is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een parkeergarage. Iets verderop is Moulin de Piles nog zichtbaar als archeologische site, met fundamenten en kanalen die herinneren aan de vele watermolens die hier vanaf de middeleeuwen door een aftakking van de Caudeau werden aangedreven. Ooit maalden zij graan en leverden later zelfs elektriciteit, maar de industrialisering maakte hen uiteindelijk overbodig.

Na een lunch op het fraaie Place de la Mirpe bezoeken we de protestantse tempel, gevestigd in een voormalig klooster en ingewijd in 1792. Het Edict van Tolerantie en de Franse Revolutie maakten het toen eindelijk weer mogelijk om een officiële protestantse kerk te stichten, ruim een eeuw na de herroeping van het Edict van Nantes. We steken de Dordogne over naar de wijk waar voorvader Lucas en Lucas’ broer Jean ooit woonden, nabij Place de la Madeleine. We besluiten de dag met een bezoek aan het Musée du Tabac. De Hugenoten waren hier ooit pioniers in de tabaksindustrie. Hun vertrek verspreidde deze kennis door heel Europa.

Couze

We verlaten Bergerac en volgen de rivier naar Couze en Lalinde, waar eveneens familiegeschiedenis ligt. Stamvader Lucas woonde in Couze, bezat er een huis en een wijngaard. Vandaag zien we geen wijngaarden meer, alleen verdorde maïsvelden. Couze is een langgerekt dorp met een heuvel vol verwaarloosde woningen. Vanaf de top hebben we mooi zicht op een oude watermolen, onderdeel van een reeks papiermolens die hier sinds de late middeleeuwen actief waren. Op het hoogtepunt, in de 18e en 19e eeuw, telde de rivier de Couze dertien papiermolens en was het dorp een belangrijk centrum voor handgemaakt papier. Bij de plaatselijke bakker drinken we koffie op het terras, waar iedere voorbijganger ons vriendelijk groet. Daarna bezoeken we de gerestaureerde Moulin à Papier de la Rouzique, die sinds 1530 in gebruik is en nu als museum een beeld geeft van de waterkrachtgedreven papierproductie.

Lalinde

Daarna rijden we naar Lalinde aan de overkant van de Dordogne, een gezellig dorp met kerk, markt en groot terras. Op het kerkhof speuren we naar mogelijke familiegraven. Onze voorvaderen droegen hier de naam Bouyssavy, die in Nederland werd verbasterd tot Boissevain. We vinden geen oude grafstenen, maar wel de naam Bossavit. De klank en geografische nabijheid suggereren een verwantschap, al ontbreekt sluitend bewijs. Bouyssavy is al in de vijftiende eeuw gedocumenteerd, onder meer in Périgueux in 1445. Toen Lucas in 1691 naar Nederland vertrok, werd zijn naam fonetisch vastgelegd als Boissevain. De naam Bossavit duikt pas in de late achttiende eeuw op, maar Bouyssavy bleef tot in de twintigste eeuw in gebruik. Alles wijst op een gemeenschappelijke oorsprong.

Sarlat-la-Canéda

Vanuit Lalinde rijden we door naar Sarlat, waar een demonstratie tegen overheidsbezuinigingen ons dwingt de auto aan de rand van het centrum te parkeren. We lopen een stukje mee met de vreedzame stoet en betrekken daarna ons appartement in het historische hart van de stad en raken daarna de sleutel kwijt. Dankzij een behulpzame galeriehouder krijgen we een reservesleutel.

Sarlat-la-Canéda, waar we de nacht doorbrengen, is een van de best bewaarde middeleeuwse steden van Frankrijk. De stad groeide in de middeleeuwen uit tot een welvarend handels- en bestuurscentrum en verviel later, maar werd in de 20e eeuw schitterend gerestaureerd. Tegenwoordig is het een gastronomisch paradijs, met restaurants en winkels vol delicatessen als ganzenlever, truffels en walnoten.

Château de Beynac

De volgende dag bezoeken we het imposante Château de Beynac, hoog op een kalkstenen rots bijna 150 meter boven de rivier. Vanaf de 11e eeuw werd dit kasteel voortdurend uitgebreid en speelde het een sleutelrol in de controle over de Dordognevallei. Het herinnert aan Richard Leeuwenhart, de Honderdjarige Oorlog en de machtige heren van Beynac. Vanuit de donjon hebben we een adembenemend uitzicht over de rivier, die eeuwenlang de levensader van de regio vormde.

Gastronomie van de Périgord

‘s Avonds genieten we nog één keer van de gastronomie van de Périgord. Op aanraden van de galeriehouder proeven we in het restaurant tegenover ons appartement alle lokale specialiteiten: foie gras, eend, truffels en notenproducten. Het is haute cuisine van het hoogste niveau. De volgende ochtend vullen marktkramen de middeleeuwse straatjes met geuren en kleuren van lokale producten.

Rivier de Dordogne

Daarna verlaten we de Dordogne en zetten koers naar de Auvergne, waar de rivier ontspringt in de Puy de Sancy. Tijdens onze reis langs Bergerac, Couze, Lalinde en Beynac wordt duidelijk hoe bepalend de Dordogne was voor het landschap, de economie en de geschiedenis van de streek. Eeuwenlang was de rivier niet alleen een handelsroute voor hout, wijn en graan, maar ook een bron van energie voor molens en een strategische waterweg in tijden van oorlog en geloofsvervolging. Voor vervolgde Hugenoten was de Dordogne bovendien een vluchtroute. Zo vond ook Lucas Bouyssavy, onze stamvader, via deze rivier uiteindelijk zijn weg naar een nieuw bestaan in Nederland en begon daarmee het verhaal van de familie Boissevain.